Koning Djer is de tweede Egyptische farao van de
eerste dynastie.
Hij werd in geschriften door
Manetho Atoti genoemd.
Op
de Abydos tabel wordt hij ook wel Iti genoemd.
Over het leven van deze koning zijn vrijwel geen details bekend, tenzij de verklaring van
Manetho dat hij 57 jaar regeerde. Volgens de chronologie van het werk van
Jürgen von Beckerath Chronologie des pharaonischen Ägypten regeerde hij slechts circa 2 jaar (3000-2999 v. Chr.).
Waarschijnlijk is hij op jonge leeftijd aangesteld als koning, waarbij het eigenlijke bestuur in handen was van zijn grootmoeder Neith-hotep.
Djer besteedde veel tijd aan de vereniging van Opper- en Neder-Egypte, omdat de twee volkeren moeilijk met elkaar konden samenwerken.
Tijdens zijn regering was hij erg actief waar onder het investeren in de steden Boeto en Dep, hout uit Libanon importeren, er gingen twee koninginnen dood, het bouwen van een paleis en bouwwerken voor anderen.
Net zoals zijn voorganger Hor-Aha werd hij begraven in de heilige plaats
Abydos. In de buurt van zijn graf ligt een ander, dat waarschijnlijk toebehoorde aan zijn echtgenote Merneith, moeder van de latere koning Den en zelf mogelijk regentes voor deze laatste tijdens zijn jeugd.
Zijn graf werd later beschouwd als het graf van
Osiris en werd een pelgrimsoord in het Nieuwe rijk.