Hieronder treft u en antal bijzondere vondsten aan die hebben geholpen om de oude Egyptische taal te ontcijferen.
Inhoud:
Steen van Rosetta
De Steen van Rosetta, is een donkere granieten steen die in juli 1799 in Egypte door Franse genietroepen werd ontdekt bij werkzaamheden aan het fort St. Julien (nu Quaitbay) bij de Egyptische plaats Rosetta (nu El Rashid).
Op de steen staat op drie verschillende manieren een tekst geschreven:
- in het Egyptisch door middel van Egyptische hiërogliefen
- in het Egyptisch door middel van demotisch schrift
- en in het Grieks alfabet.
Hierdoor bleek de steen een belangrijke sleutel te zijn voor het ontcijferen van hiërogliefen door Thomas Young en Jean Francois Champolion.
Deze laatste lukte dat als eerste definitief in 1822.
Dit leidde tot begrip van de betekenis van hiërogliefen, die vele eeuwen onontcijferd waren gebleven, en dus tot vele andere vertalingen.
De tekst op de steen is een dankbetuiging van de priesters van Memphis aan koning Ptolemaeus V Epiphanes.
De tekst is gedateerd op 27 maart van het jaar 196 voor Christus.
Later zijn nog twee andere decreten gevonden, het decreet van Canopus en het decreet van Memphis.
Ook deze decreten waren tweetalig en in drie schriften en gaven daarmee verdere informatie over het demotisch en hiërogliefisch schrift en de Egyptische taal.
|
Steen van Rosetta
De steen van Rosetta kan worden bezichtigd in het British Museum in Londen, waar hij al sinds 1802 wordt bewaard.
In Figeac, de geboorteplaats van Champollion, bevindt zich een kopie van de Steen van Rosetta evenals in het fort waar de steen in 1799 is gevonden. In Nederland is een kopie te vinden in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. |
<Terug naar de inhoudsopgave>
Decreet van Canopus
Het decreet van Canopus werd op 6 maart 237 v. Chr. uitgevaardigd door koning Ptolemaeus III Euergetes I van Egypte.
Evenals de Steen van Rosetta was dit decreet opgesteld in zowel het Grieks als het Egyptisch.
Het Egyptische deel werd opgetekend in het hiërogliefisch en in het demotisch.
In het decreet is sprake van schenkingen door de koning aan de tempels, het instellen van een vijfde orde van priesters en hun voorrechten en taken.
Verder wordt ermelding gemaakt van het oprichten van gouden beelden voor de plotseling overleden prinses Berenice.
Schrikkeldag
Ook is er sprake van de instelling van een zesde epagomenale dag.
De Egyptische kalender kende 365 dagen in twaalf maanden van 30 dagen plus 5 epagomenale dagen.
Nu werd daar eens in de vier jaar een zesde dag aan toegevoegd. De dag werd naar de Weldoende goden (Euergetes) genoemd. Ditzelfde systeem vinden we nu nog terug in de vorm van schrikkeldagen.
Ontdekking
Het decreet werd op 15 april 1866 ontdekt in San al-Hagar, de oude hoofdstad Tanis van Egypte.
Een kopie werd later in 1881 ontdekt door Maspero in Kom al-Hisn.
<Terug naar de inhoudsopgave>
Decreet van Memphis
Het Decreet van Memphis is een inscriptie, uitgebeiteld in een grijs granieten blok, tijdens de regering van de Egyptische koning Ptolemaeus IV Philopator en dateert van 215 v. Chr..
Het decreet werd in 1902 in de wetenschappelijke wereld bekend, ruwweg een eeuw na de vondst van de Steen van Rosetta.
Een tweede deel van het decreet werd in 1923 gevonden.
Net als de Steen van Rosetta en het Decreet van Canopus is het Decreet van Memphis geschreven in zowel het Grieks als het Egyptisch (hieroglyfisch en demotisch).
Ten tijde van de ontdekking van het Decreet van Memphis was de Egyptologie al grotendeels in staat beide vormen van Egyptisch te lezen, maar er waren nog altijd onduidelijkheden en vermoedens die al of niet door het decreet bewaarheid werden.
Het decreet bevat naast een vermelding van de gebruikelijke schenkingen aan de tempels een beschrijving van de Slag bij Raphia tegen de Seleucides-vorst Antiochus en een vermelding van de aandacht die de farao schonk aan de Egyptische tempels in Syrië.
<Terug naar de inhoudsopgave>
Piramideteksten
De Piramideteksten vormen de oudste verzameling religieuze spreuken uit het Oude Egypte.
De eerste koning die deze teksten op de wanden van de grafkamer van zijn piramide liet graveren was Oenas, de laatste koning van de 5de dynastie (ca. 2350 v. Chr.).
Onder Pepi II werden de Piramideteksten eveneens in de piramides van koninginnen gegraveerd.
Tegen het einde van het Oude Rijk werden de teksten eveneens in de grafkamers van hoge ambtenaren gebruikt, wat erop wijst dat de teksten niet meer alleen voorbehouden waren aan de koning.
Het feit dat de ambtenaren zichzelf privileges toekenden die eerst alleen voor de koningen golden, wijst erop dat de macht van de koning afnam en dat de hoge ambtenaren zichezelf steeds meer onafhankelijkheid toekenden (cf. 6de dynastie van Egypte), wat uiteindelijk leidde tot het einde van het Oude Rijk en het begin van de Eerste Tussenperiode.Tijdens het Middenrijk werden de teksten niet langer op de wanden van de grafkamer aangebracht, maar op de kist waarin de overledene werd begraven.
In het Nieuwe Rijk werden de Piramideteksten nog steeds aangebracht op kisten van hoge ambtenaren en koningen. Zelfs tot in de Late Periode werden de teksten nog in graven en op sarcofagen aangebracht.
De eerste piramideteksten werden gevonden in 1881 in de piramiden van Oenas, Teti, Pepi I, Merenre en Pepi II. Deze werden ontdekt door de broers Emile en Heinrich Brugsch.
De eerste uitgave van de teksten kwam van Kurth Sethe, die alle formules heeft genummerd.
Deze nummering liep tot en met 714.
In 1925 werden er nieuwe teksten gevonden in de piramiden van Pepi II en zijn koninginnen Neith, Ioepoet en Webjebten. Hiermee kwam de nummering op 759.
De Piramideteksten, die niet begeleid werden door afbeeldingen, werden in verticale kolommen op de wanden van de kamers in de piramides gegraveerd.
Vaak werden ze in de kleur groen of blauwgroen beschilderd, de kleur die symbool staat voor regeneratie: men wenste de overledene een hernieuwd leven in het hiernamaals toe.
De afzonderlijke spreuken kennen geen titels maar worden elk ingeleid met de woorden 'djed medu' wat 'woorden te spreken' betekent, wat erop zou kunnen wijzen dat deze teksten als ritueel bij de begrafenis werden voorgedragen.
De volgorde van de spreuken is onduidelijk, het lijkt erop dat de teksten die gegraveerd werden uit een groter corpus geselecteerd werden en met speciale bedoelingen op bepaalde delen van de wanden gegraveerd werden.
Het algemene doel van de teksten was het verzekeren van een voorspoedige reis van de koning naar de onderwereld en zijn goede ontvangst aldaar.
De teksten geven de farao kennis van de wegen, de plaatsen en de gevaren die hij zal tegenkomen in de onderwereld.
Het merendeel van de teksten is ritueel van aard, en refereren aan het Mondopeningsritueel en offerrituelen, waarin het brengen van offers zoals olie, wierook, kleding, sieraden, kronen, etc. centraal staat.
De taal waarin deze teksten geschreven werden is het Oud-Egyptisch, een vroege vorm van het hieroglyfenschrift.
Veel hieroglyfische tekens werden half geschreven of vervormd weergegeven uit vrees dat de tekens, bijv. die van een slang, schorpioen of nijlpaard, op magische wijze tot leven zouden komen en het voortbestaan van de overledene in het hiernamaals zouden kunnen bedreigen.
Piramideteksten kunnen onderverdeeld worden in vijf categorieën:
1. Dramatische teksten: bij deze teksten gaat het om, zoals de naam het al zegt, dramatische gebeurtenissen, zoals de mythe van Horus en Seth.
2. Hymnen: verzen en gebeden met betrekking tot de goden.
3. Litanieën: teksten die zijn opgebouwd als verzen en die opsommingen en reeksen met namen die verwijzen naar zaken met betrekking tot de goden.
4. Glorificaties: deze beslaan het grootste gedeelte van de piramideteksten. Hierin wordt de reis naar het hiernamaals beschreven.
5. Magische teksten: spreuken die de geest van de dode te beschermen voor schepsels zoals slangen
<Terug naar de inhoudsopgave>
Sarcofaagteksten
Tegen het einde van het Oude Rijk kwamen de Sarcofaagteksten als funerair genre op en vervingen veel van de oudere Piramideteksten, hoewel ook spreuken uit de Piramideteksten tot aan de Late periode in gebruik bleven.
De Sarcofaagteksten worden vooral gevonden op de kisten van de nomarchen (lokale machthebbers) die tijdens het Middenrijk gevestigd waren in Assiut, Beni Hassan, Deir el-Bersha, El-Lisht en Meir.
Het meest prominente centrum, waar de meeste Sarcofaagteksten gevonden zijn, is Deir el-Bersha, de begraafplaats van de stad Hermopolis, stad van de god Thoth.
Aan het einde van het Middenrijk kwam de traditie van Sarcofaagteksten tot een einde, waar het genre getransformeerd werd tot het nieuwe corpus dat Dodenboek genoemd wordt.
De Sarcofaagteksten komen met name voor op de kisten van hoge ambtenaren, maar verschijnen eveneens op de wanden van het graf, op stelae, op canopenkisten, mummiemaskers en papyri.
De belangrijkste wetenschappelijke publicatie van de Sarcofaagteksten is die van de Nederlandse Egyptoloog Adriaan de Buck, die de in totaal 1185 spreuken tussen 1935 en 1961 in 7 boekdelen publiceerde.
De eerste complete Engelse vertaling van de teksten werd tussen 1973 en 1978 gepubliceerd door de Egyptoloog Raymond O. Faulkner.
De spreuken zijn geschreven in het Middel-Egyptisch, de taal van het Middenrijk.
Verder zijn de spreuken in verticale kolommen, in cursieve hieroglyfen of vroeg-hiëratisch geschreven, een variant van hieroglyfisch die vooral werd gebruikt op houten kisten en papyrus.
In tegenstelling tot de Piramideteksten worden de Sarcofaagteksten geïllustreerd met vignetten en gedetailleerde plattegronden van gebieden en plaatsen in het hiernamaals, zoals het Boek van de twee wegen en het Offerveld.
In tegenstelling tot de Piramideteksten, die oorspronkelijk exclusief voor de koning waren, stonden de Sarcofaagteksten ter beschikking aan alle overledenen, waardoor zij eveneens deel konden nemen aan het leven in het hiernamaals.
De belangrijkste groep mensen die de Sarcogaafteksten op hun kisten liet aanbrengen waren de nomarchen en hun families.
De teksten en afbeeldingen op de kist verzekerden de overledene van het voortbestaan in het hiernamaals, bescherming en toelating tot de cyclus van de zonneloop.
Transformatie-spreuken verzekerden de overledene van zijn opstijgen naar de hemel in de vorm van een vogel, of van het transformeren van de overledene tot een godheid, tot vuur, tot graan, tot een kind of tot een krokodil.
Het meest gebruikte amulet hierbij was de scarabee, het hieroglyfische symbool voor 'transformatie'.
Een nieuw motief in de Sarcofaagteksten was het verenigd worden met geliefde familieleden in het hiernamaals. Verder werd het concept van het Dodenoordeel geïntroduceerd, waarbij het hart van de dode gewogen werd en de dode afhankelijk van het licht zijn (weinig/geen zonde) of zwaar zijn (veel zonde) van het hart wel of niet werd toegelaten tot het rijk van Osiris.
<Terug naar de inhoudsopgave>
Rhind Papyrus
De Rhind Papyrus is thans het oudste (bekende) wiskundige geschrift op de wereld.
De kennis van de Egyptische wiskundigen wordt afgeleid van twee artefacten, de Rhind Papyrus en de Moscow Papyrus. Beide stammen uit de periode tussen 2000 en 1550 voor Christus.
De Rhind Papyrus werd in 1858 gevonden door de Schotse egyptoloog Alexander Henri Rhind in Thebe in de ruïnes van een klein gebouw in de buurt van Ramesseum.
Het is een geschrift opgesteld door de klerk Ahmes gedurende het bewind van de 15e dynastie van de Farao van Hyksos, Apepi I.
Ahmes was een Egyptenaar die leefde van omstreeks 1680 voor Chr. tot omstreeks 1620 voor Chr.
Over hemzelf en zijn leven is niets bekend. Of Ahmes een wiskundige was, is ook niet bekend.
Ahmes leefde in een periode in de Egyptische beschaving zonder grote farao's (1783 - 1560 v. Chr.) en zonder een krachtig centraal gezag. Dit was de tijd der heerschappij van de Hyksos, de 'heersers der vreemde landen', die uit het oosten kwamen en verwant waren aan de Semieten.
Ahmes beweert op dit document een 200 jaar ouder document te hebben gekopieerd (uit ongeveer 1850 v. Chr.).
Het geschrift van Ahmes dateert van rond 1550 voor Christus.
De papyrusrol, die in het hiëratisch, een vorm van cursieve hiërogliefen, is beschreven, is een enkele rol die een lengte heeft van 5,4 meter en 32 centimeter breed.
Het document bevat allerlei wiskundige begrippen, methoden en symbolen en 87 wiskundige problemen en hun oplossingen. Het gaat daarbij om rekenproblemen als het verdelen van een aantal broden over een aantal mensen, maar ook bijvoorbeeld om een methode om de oppervlakte van een driehoek te vinden.
In de Rhind Papyrus wordt de waarde van π gesteld op: (16/9)² = 3,16049..
<Terug naar de inhoudsopgave>
Amarna-brieven
Een van de Amarna-brieven
De Amarna-brieven is de naam die gewoonlijk gegeven wordt aan een collectie van brieven, merendeels diplomatiek van aard, die gevonden is in Amarna, de moderne naam voor de hoofdstad van Akhenaten die regeerde tijdens van het Egyptische Nieuwe Rijk. De brieven zijn geschreven tijdens het bewind van deze farao, die regeerde van 1353 tot 1335 v. Chr.. De Amarna-brieven zijn uitzonderlijk in Egyptologisch onderzoek, aangezien zij voornamelijk in Àkkadisch spijkerschrift op kleitabletten geschreven zijn. Op dit moment zijn er in totaal 382 tabletten bekend; 24 tabletten zijn ontdekt nadat de Noorse Assyrioloog Jørgen Alexander Knudtzon zijn historische editie van de Amarna-correspondentie beschreef in Die El-Amarna Tafeln in twee delen (1907 en 1915).
De brieven bestaan uit spijkerschrifttabletten voornamelijk geschreven in het Akkadisch, de taal van de diplomatie van deze periode, en werden eerst gevonden door lokale Egyptenaren rond 1887.
Zij groeven heimelijk de meeste tabletten op uit de ruïne van de stad (oorspronkelijk werden ze bewaard in een gebouw dat archeologen sindsdien het Bureau voor Correspondentie van de Farao noemen) en verkochten ze op de antiekmarkten.
Zodra de locatie bekend werd, werden de ruïnes onderzocht.
De eerste archeoloog die succesvol was in het bergen van meer tabletten was William Flinders Petrie in 1891-1892. Hij vond 21 fragmenten.Emile Chassinat, toenmalig directeur van het Franse Instituut voor Oriëntaalse Archeologie in Caïro, schafte nog twee additionele tabletten aan.
Sinds Knudtzens editie zijn zo'n 24 aanvullende tabletten of fragmenten van tabletten gevonden, ofwel in Egypte, of geïdentificeerd in de collecties van verschillende musea buiten Egypte.
Het volledige archief, inclusief correspondentie van de voorgaande heerschappij van Amenhotep III, bevat meer dan driehonderd diplomatieke brieven; het overige is een mengeling van literair of educatief materiaal.
Deze tabletten werpen veel licht op de relatie van Egypte met Babylonië, Assyrië, Mitanni, de Hettieten, Syrië, Palestina en Cyprus, en hun afgevaardigden in Kanaän.
Ze zijn van groot belang bij het vaststellen van zowel de historische gebeurtenissen als de chronologie van de periode.
Brieven van de Babylonische koning Kadashman-Enlil verankeren Akhenatens bewind in het midden van de 14e eeuw v. Chr. Men vindt hier de eerste vermelding van een Palestijnse groep die bekend staat als de Habiru, maar de connectie hiervan met het latere Hebreeuwse volk blijft onderwerp van discussie.
Andere heersers zijn Tushratta uit Mitanni, ene Lib’ayu, en de omvangrijke correspondentie met de querulante koning Rib-Hadda van Byblos, die in meer dan 58 brieven aan een stuk door smeekt om Egyptische militaire hulp.
Chronologie
Uit onderzoek is gebleken dat de vroegst mogelijke datering voor enige correspondentie laat in het bewind van Amenhotep III is, waarschijnlijk op zijn vroegst in het 30ste jaar van zijn regering; de laatst mogelijke datum is het tijdstip waarop de stad Amarna verlaten werd, over het algemeen wordt aangenomen dat dit in het eerste jaar van het bewind van Toetanchamon was.
<Terug naar de inhoudsopgave>
Westcarpapyrus
De Westcarpapyrus is een papyrus dat handelt over de 4de en 5de dynastie, maar te dateren is in het Middenrijk.
Het werd genoemd naar een zeker juffrouw Westcar, die het in Egypte had gekocht en wordt nu bewaard het Museum van Berlijn. Het begin en einde van de papyrus was afgescheurd.
De eerste drie koningen van de 5de dynastie (Oeserkaf, Sahoere en Neferirkare) zouden volgens deze zonen zijn van de zonnegod Ra en een menselijke moeder.
Het was Djedefre van de 4de dynastie die de titulatuur van "zoon van Ra" definitief de zijne maakte (mogelijk verwijzend naar zijn vader Cheops die zulke grootse werken naliet).
Het is niet zeker of het hier gaat over een verhaal uit de 5de dynastie dan wel een uitvinding is van het Middenrijk.
Het is in ieder geval duidelijk dat de zonnecultus belangrijker werd onder deze twee dynastieën uit het Oude Rijk.
De bouw van zonnetempels tijdens deze periode wijst hier onder andere op.
<Terug naar de inhoudsopgave>
|