Overzicht van de Egyptische boeken. |
De oudste van de koninklijke begrafenis boeken is de Amduat.
Vanaf de periode der Ramessiden voorwaarts, kregen de “Onderwereld” en de “Hemelen” nieuwe aandacht.
De algemeen gebruikte namen van alle boeken zijn qua origine modern.
De boeken zijn:
Het boek Amduat (Voor de Nederlandse vertaling klik hier)
(Door de Egyptenaren, “Het boek van de geheime kamer” genoemd):
Zoals hierboven vermeldt, is dit boek de eerste van alle begrafenis teksten en documenten over de reis van de zonnegod door de 12 districten van de Onderwereld, beginnend aan de westelijke horizon en terugkomend als Chepri, de nieuwgeboren zon in het oosten.
Ze corresponderen met de 12 uren van de nacht..
Amduat kan als volgt worden uitgelegd, "Dat wat is in de Onderwereld".
In dit boek reist de overleden farao door de Onderwereld naar het “leven na de dood” in zijn zonneboot.
Terwijl de meeste tombes in de Vallei der Koningen, op de westoever van de Nijl te Luxor, het vroegere Thebe, passages bevatten uit het boek, bevatten de grafkamers van Thoetmoses III en Amenhotep II vrijwel de gehele tekst.
Scene uit het boek Amduat. |
|
Scene uit het 11de uur van het boek Amduat. Te zien in KV34 Thoetmosis III. |
|
Hieronder vindt u een link naar de Nederlandse vertaling van het boek Amduat.
Amduat, de inhoudsopgave.
<Terug naar de inhoudsopgave>
De Litanie van Ra:
Deze “Litanie van de Zon” bestaat uit twee delen, in het eerste deel komt de zonnegod Ra voor in 75 verschillende vormen.
Het tweede gedeelte is een reeks van gebeden in welke de farao verscheidene delen der natuur en van verschillende godheden aanneemt maar in het bijzonder die van de zonnegod.
Ontwikkeld tijdens de 18de dynastie looft het tevens de koning voor zijn verbond met de zonnegod, alsmede andere godheden.
De tekst is gebruikt in de entree van de meeste tombes uit de tijd van Seti I, ofschoon de eerste kennismaking met deze vorm al plaats vond in de grafkamer van Thoetmoses III.
<Terug naar de inhoudsopgave>
Boek der Poorten: (voor de Nederlandse vertaling klik hier)
We horen voor het eerst over dit “Boek der Poorten” aan het eind van de 18de dynastie, maar passages uit het boek komen voor in de grafkamers en 1ste hallen met pilaren van de meeste graftombes die daarna zijn gebouwd.
Net zoals de Amduat, maar toch iets van een meer verfijnde tekst, dit boek verwijst naar de uren van de nacht, maar verwijst er naar als de 12 poorten met de nadruk dat ze eigenlijk barrières zijn.
Het heeft te maken met de problemen uit de Onderwereld, zoals Apophis, rechtspraak, materiele zegeningen en tijd. De oneindigheid van de tijd werd gesymboliseerd door een blijkbaar eindeloze slang of een extra verdraaide kabel gesponnen uit de mond van een godheid.
Men dacht dat de tijd voortkomt uit de diepte der verwezenlijking en daar uiteindelijk ook in terug zal vallen.
De meest complete teksten vinden we in de tombe van Ramses VI en op de sarcofaag van Seti I.
Het meest bekende deel van het Boek der Poorten tegenwoordig, verwijst naar de verschillende rassen van de mensheid die bekend zijn bij de Egyptenaren. Ze worden onderverdeeld in vier categorieën die nu conventioneel gelabeld zijn, "Egyptenaren", "Aziaten", "Libiërs", en "Nubiërs". Deze zijn afgebeeld in processie tijdens het betreden van de volgende wereld.
Vier volkeren der wereld: een Libische, een Nubische, een Aziatische, en een Egyptenaar.
Een artistieke weergave, gebaseerd op een muurschildering uit het graf van Seti I. |
|
Scene uit het 4de uur van het Boek der Poorten, te zien in KV2 (Ramses IV) |
|
De godinnen die bij de poorten horen dragen andere titels en anders gekleurde kleding, maar zien er allen identiek aan elkaar uit en hebben een vijfpuntige ster boven hun hoofd.
De meeste van deze godinnen zijn uniek in de Egyptische mythologie; ze komen in geen enkel ander geschrift voor. Aan de hand van dat feit beweren egyptologen dat het boek der poorten is ontwikkeld om 's nachts de tijd te kunnen bepalen. Elke godin stelt volgens deze theorie een ander uur voor.
De godinnen in het boek der poorten zijn achtereenvolgens:
- Onthoofder van de vijanden van Ra
- Wijze wacht van de Heer
- Wie door Ba heen breekt
- Eén van grote macht
- Zij die op haar boot is
- Succesvolle leidster
- Wie het serpent afweert
- Dame van de nacht
- Zij die in bewondering is
- Wie rebellen onthoofdt
- De ster die rebellen afweert
- De getuige van magnifiekheid van Ra
|
Afbeeldingen van de 12 uren. |
UUR 1 |
|
Uur 1. Als de zonnegod het dodenrijk betreedt, wordt hij begroet door het collectief der doden, die de titel "Goden van het Westen" is toegekend, i.p.v. door afzonderlijke godheden. Eigenlijk is het eerste uur, net zoals in de Amduat, een tussenliggende plaats, die voorafgaat aan de eigenlijke onderwereld na de eerste poort.
Hier staan 2 palen met daarboven op de kop van een ram en een jakhals, die beiden degenen die hier wonen zowel straffen als belonen. |
UUR 2 |
|
In het tweede uur worden de doden duidelijk gescheiden. Zij die Ma'at hebben gevolgd en nu gezegend zijn worden in het hoge register van de samenstelling ingedeeld. En zij die Ma'at niet hebben gevolgd en nu worden berispt door Atoem worden in het onderste register ingedeeld. De vier "Weary Ones" (betekent zoveel als alle voorouders van de overledene) zijn afgebeeld samen met de vijanden. In het midden register staat als scheiding van deze uitersten een bark (boot) die de goden in de entree ontmoeten. |
UUR 3 |
|
In het derde uur van het "Boek der Poorten" schijnt de nadruk te liggen op enkele motieven die centraal staan in de nachtelijke reis, met inbegrip van de mummies in het bovenste register die zijn gewekt uit de dood en gereanimeerd in hun heiligdommen. Hier is ook de ambivalente "Poel van vuur", waar de verdoemden de vlam ontmoeten. Nochthans werden de "gezegende doden" voorzien van dezelfde vlammen.
Het middelste register toont de zonnegod die wordt voortgesleept in de "boot der Aarde", een symbolische ingekorte versie van zijn hele reis door de diepten van de Aarde. Aan het eind van het register is hij gekleed in fonkelende witte lakens, die ook vernieuwing symboliseren. Echter Apophis, de slang, maakt ook zijn eerste opwachting voor Atoem. Atoem moet worden bijgestaan door twee Enneaden om zijn aartvijand te overwinnen. |
UUR 4 |
|
Mischien variaties van de "Poel van vuur" uit het derde register, twee lichamen van water domineren de top van het register in het vierde uur van het "Boek der Poorten". Zij zijn genaamd "Het meer des levens" en worden bewaakt door jakhalzen en het meer van Uraei.
In het middelste register,staan schrijnen met mummies van de doden, die nog niet zijn opgestaan voor de bark (boot). De zonnegod regelt hun opstanding en bevoorrading. Hun nieuwde leven in het hiernamaals neemt een compleet uur van de nacht in beslag. Het voorbijgaan van de uren is vastgelegd in de volgende scene, met de slang met vele kronkels die hem vertegenwoordigt en zijn twaalf godinnen als belichaming van de uren.
De verankerde Osiris wordt aan alle kanten beschermd door de goden van zijn entourage in het onderste register, terwijl Horus zorgt voor zijn overleden vader.
De vijanden van Osiris worden bestraft in de vurige putten aan het eind van het register. |
UUR 5 |
|
Het vijfde uur is één van de meest complexe in de samenstelling. In de bovenste registers worden de goden afgebeeld met een meetkoord, omdat de overledene een ruimte krijgt toegewezen (in de vorm van velden) gedurende dit uur. De overledene krijgt ook een tijd toegewezen en vanaf nu dragen de goden ook een slangenlichaam en de
hiërogliefen die "leven" betekenen.
Om dit te bereiken, moet de duivel Apophis opnieuw worden bestreden en te worden geketend.
Achter Apophis zien we de Ba-zielen van de gezegende doden en aan het begin van het onderste register bevinden zich de vier 'rassen' van de mensheid, Egyptenaren, Aziaten, Nubiërs en Libiërs. Elk ras wordt afgebeeld door vier individuele gestalten, die zijn verzekerd van een bestaan in het hiernamaals. Ze zijn geplaatst in de zorg van Horus en Sachmet. Opgemerkt moet worden dat de Grote Hymne van Achnaton, Aten is gezegd ook te zorgen voor vreemde mensen en dus worden ze beschut in het rijk der doden, volgens het "Boek der Poorten". |
Het gerechtshof |
Vlak voor het zesde uur vinden we de afbeelding van het gerechtshof, benadrukt door te zijn ingevoegd als een speciale scene. Dit is de enige representatie van het vonnis van de doden, in ieder boek over de onderwereld dan ook en onderscheidt zich door het gebruikt van cryptografisch schrift. In de eerdere versies, waaar Osiris getroond op het podium stapt, terwijl de personificatie schaal voor hem in tegenstelling tot die in het "Boek der Doden" voorzien is van lege pannen. Zodoende staan de gezegende doden op de treden van het podium, terwijl de vijanden die worden afgevoerd naar de "Plek der Vernietiging" onder hun voeten liggen. |
UUR 6 |
|
Het vonnis van de doden is dan ook de opmaat naar de vereniging van het Ba en het lijk van de zonnegod (Zoals die van alle zalige overledenen). Het zesde uur van de nacht is het diepste deel van de reis door de onderwereld. In het middelste register, is het dode lichaam van de zonnegod direct voor de bark en zijn slepers, onzichtbaar. Het wordt gedragen door de goden van wie de armen ook onzichtbaar zijn door hun contact met het lijk.
In het onderste register, liggen mummies van overleden personen op een lang, slang-vormig bed, zodat zij deel kunnen nemen in het verbond met het Ba en de opstanding waarin die resulteert.
Goden die gevorkte stokken vasthouden in het bovenste register, houden Apophis op afstand terwijl zich de kritieke gebeurtenis ontvoudt. Uit zijn hoofd komen nu, door hem doorgeslikte mensen, eens en te meer op vrije voeten. Er is ook een afbeelding van een dubbel gevlochten touw dat de tijd voorstelt. Het wordt afgewikkeld van de keel van de god, Aken.
Het onderste register van dit uur eindigt met een scène waarin een cirkelvormige Poel van Vuur is afgebeeld, die wordt bewoond door een cobra, die fungeert als een afschrikmiddel voor alle vijanden. |
UUR 7 |
|
In het zevende uur, is het centrale motief de afschaffing van alle gemaakte krachten die kunnen interfereren met de vernieuwing van de zon.
In het middelste register, net voor de zonne-bark, verschijnt de jakhals voorzien van de "staken van Geb", met twee vijanden van de god elk gebonden aan een staak. Ra de zonnegod geeft toestemming om hun door twee demonen te laten pijnigen.
Echter in het bovenste register vinden we twee groepen van gezegende doden, één met manden gevuld met graan als een teken van hun materiële voorzieningen en de andere met de veer van Ma'at als een symbool van hun rehabilitatie tijdens het vonnis van de Dood. Zij zullen bestaan tot het einde onderwijl beschut door Ma'at, terwijl de verdoemden hieronder afgevoerd worden naar de Plaats der Vernietiging. Het onderschrift op dit bovenste register spreekt van Osiris die zijn nieuwe volgelingen verwelkomt.
In het onderste register, vinden we de gezegenden weer die Ma'at zijn gevolgd, die hier zijn om grote pakken graan in te zamelen, bestemd om hun voorraden op peil te houden.
Anderen zijn voorzien van sikkels voor de oogst, terwijl de stralen van de nieuw leven ingeblazen zon resulteert in een overvloedige vruchtbaarheid. |
UUR 8 |
|
We vinden wederom de afbeelding van de oneindigheid van de tijd afgeschilderd als een eindeloos touw uitgerold van uur tot uur en ook als het trektouw van de bark, welk "mysteries produceert."
In het middelste register, de "heren van de voorziening in het westen", die voor de bark staan, en door Ra zijn opgedragen om de voorraden onder de gezegenden uit te delen, terwijl gelijkertijd de vijand gestraft moest worden.
In het onderste register bevinden zich wederom mummies. Ze zijn omgedraaid op hun lijkbaren en zijn daarom in het proces van de opstanding. Vlakbij een `raad van rechters' die hun beschermt. |
UUR 9 |
|
In het middelste register van het negende uur, is een thema geleend van het Amduat (tiende uur). Hier bevat een rechthoek van water de drenkelingen. Hier bevinden zich vier groepen van overleden mensen drijvend in de oerwateren van Nun. Ze worden door dit water eigenlijk ververst en zullen daardoor wederopstaan. We vinden dat hun neus de lucht ademt en hun Ba-zielen zullen niet worden vernietigd, zodat dat zij zullen samenleven met de gezegenden. In deze scènes, Ra is "diegene die in Nun is" en in deze scène komt het boek tot de conclusie, dat hij zal worden opgewekt uit Nun.
De zielen van de gezegenden verschijnen in het bovenste register. Voor hun staat een groep figuren die brood en aardappelen aan hun offeren. Contratgebonden, vinden we in het onderste register wederom de veroordeelden. Hier zijn twaalf vijanden afgebeeld die elk gebonden zijn middels een van de drie verschillende manieren. Ze zijn in brand gestoken door de Vurige, een enorme slang, die is opgeroepen door Horus voor de wreedheden die zij hebben begaan tegen zijn vader, Osiris. De kinderen van Horus staan in de kronkelingen van deze grote slang. |
UUR 10 |
|
Het middelste register van het tiende uur is geheel gevuld met de afbeelding van de strijd tegen Apophis. Veertien godheden houden netten met magische krachten boven hun hoofden. Deze magie maakt Apophis weerloos. Misschien dat Geb, als "De Oude" het slangenlichaam vastknoopt.
In de bovenste en onderste registers vinden we speciale manifestaties van de zonnegod.
In het bovenste register, wordt hij afgebeeld als een griffioen gevolgd door twee slangen, die helpen bij de bestraffing van Apophis, alsmede de andere vijanden. In het onderste register, is de zonnegod afgebeeld in het centrum als een valk, maar hij wordt ook genoemd Chepri ("scarabee").
Hij is verbonden met andere figuren door een eindeloos touw. De tekst die deze scène begeleidt spreekt van "het opkomen" en benadrukt dat de reis nu op weg is naar de hemel. |
UUR 11 |
|
Tijdens het elfde uur, vinden we een gebonden Apophis en andere vijanden in het hoge register. Hij is in stukken gesneden, en dus onschadelijk. Het touw dat Apophis en zijn assistenten vasthoudt, wordt vastgehouden door een reusachtige vuist die uit de diepte tevoorschijn komt.
In het middelste register, mogen de doden staren naar de zindelijkheid van de god Ra, wiens gezicht goed op weg is naaar de bark, een interessant aspect van deze scène is de omkering van de bark, wat misschien een toespeling op de omkering der tijd kan zijn. Voor de bark, zijn de sterren die de terugkeer van de zonnegod zal inluiden.
Wij vinden in het onderste register, de roeiers van de god, tesamen met de godinnen van de uren, tijd en energie (roeien). Zij zullen de bark voortbewegen, omhoog in de oostelijke horizon.
Hier, de strijd in de onderwereld is natuurlijk gewonnen, kondigen sommige goden `de god in de horizon' al aan. Hun kreten zullen worden vergezeld door het geraas van het geluid dat uiteindelijk de rijzende zon zal begeleiden. |
UUR 12 |
|
In het twaalfde uur, komt de zonnegod uiteindelijk bij de poort "met de mysterieuze ingang", waardoor het wonder van zijn wedergeboorte zal plaatsvinden.
In het bovenste register dragen de goden "het laaiende licht", wat duidelijk is gezien de zonneschijven die ze in hun handen hebben.
Sterren gaan vooraf aan de verschijning van de zon, terwijl godinnen gezeten op slangen het zonne-kind omringen en beschermen.
Voor de god zijn bark ligt Apophis, die is geketend. Hij wordt in bedwang gehouden door de goden met messen en herders staven, zodat hij de zonsopgang niet kan belemmeren. Vlak achter hem zijn vier bavianen met hun armen omhoog in jubelstemming, die kondigen de zonnegod in de oostelijke horizon aan.
Verschillende motieven zijn vertegenwoordigd in het onderste register, met inbegrip van kronen die worden gedragen als symbolen van macht bij het verlaten van de onderwereld. Ook vinden we de verpleegkundigen van de pasgeboren zon, terwijl op hetzelfde moment, Osiris wordt betreurd, want hij moet in de onderwereld blijven. Deze laatste poort, waardoor de zonnegod zal opstegen naar de horizon, wordt bewaakt door Isis en Nephthys, in de vorm van uraei (heilige slang). |
Afsluitende verklaring. |
De laatste scènes zijn niet onderverdeeld in registers zoals elders. Net als vele illustraties bij de zonne-hymnen van de Amarna-periode, wordt de gehele loop van de zon gecomprimeerd in een enkele afbeelding.
Half verborgen door de oerwateren, aangegeven door golvende lijnen, laat de god Nun de zonne-boot uit de diepte oprijzen. In de bark, omarmen Isis en Nephthys de zon in de vorm van een scarabee, als hij de zonneschijf in de richting van de hemelgodin Nut duwt. Ze is ondersteboven, met vermelding van de inversie van de zon natuurlijk, die wederom zal draaien in de tegenovergestelde richting van zijn koers door de onderwereld wat hier de belichaming is van Osiris. Hij omringt deze donkere wereld met zijn gebogen lichaam. Daarom zijn alle drie de gebieden van de kosmos vertegenwoordigd, met inbegrip van de oerwateren, de hoogte van de hemelen en de diepten van de aarde. Van boven en onder, armen omhelzen de zon, het opwaarts houdend als het beweegt doorheen de dag. |
Voor een volledige vertaling van het Boek der Poorten kunt u hier terecht: "Boek der Poorten".
<Terug naar de inhoudsopgave>
Boek der Doden (Voor de Nederlandse vertaling klik hier.)
Door de Egyptenaren, “Het boek van de dagelijkse vooruitgang” genoemd.
De Egyptische naam voor dit boek was: rw nw prt m hrw
Rw is het meervoud van r, en betekent 'mond'. R kan ook verwijzen naar een ding wat is gezegd, zoals een stukje meningsuiting of zoals in dit geval, een rituele bezweringsformule.
Nw is een vorm van n, en betekent 'van'. Dit "genitief bijvoegelijk naamwoord" is het grammaticaal eens met het voorgaande zelfstandig naamwoord. Nw is dubbel mannelijk/meervoudsvorm.
Prt is een actie-naamwoord afgeleid van het werkwoord PRJ, betekent 'verrijzen' of 'ontstaan'. Het beschrijft het optreden van de opkomende of het ontstaan.
M is een voorzetsel betekenend `in'. Bij het omgaan met "de tijd", kan het betekenen "gedurende".
Hrw betekent 'dag', 'overdag'.
Een letterlijke vertaling is dan: 'uitingen van de opkomst overdag'.
Een iets lossere vertaling voor de zin zou kunnen zijn: 'spreuken van het uitgaan overdag'.
Terwijl dit boek goed bekend is bij de vele huidige fans van de Egyptische oudheid, was het zeker niet het belangrijkste boek aangaande de begrafenis teksten.
In feite zijn de eerste exemplaren van het boek gebruikt door gewone burgers.
Later, kunnen passages uit het Boek der Doden gevonden worden in de voorkamers van sommige Ramessiden tombes.
Het boek is feitelijk een collectie van magische toverspreuken, waarvan vele zijn ontleend aan eerdere doodskist en piramide teksten.
Scene uit het Boek der Doden. |
|
Bovenstaand tafereel van de Papyrus van Hunefer (Een schriftgeleerde uit Thebe gedurende de 19de dynastie) toont hoe het hart van Hunefer wordt afgewogen tegen de veder der waarheid. Is het hart lichter dan de veder, dan mag hij door naar het hiernamaals.
Dit soort vignetten vol visuele symboliek waren algemeen gebruikte illustraties in de Egyptische Dodenboeken. |
Nog een scene uit het Boek der Doden. |
|
Voorstelling van "de weging van het hart", scène uit de Papyrus van Ani, CA. 1200 voor Christus.
In 1888 schafte E.A. Wallis Budge (Engels egyptoloog) het papyrus aan voor het British Museum |
Voor een volledige Nederlandse vertaling van het Boek der Doden kunt u hier terecht: "Boek der Doden".
<Terug naar de inhoudsopgave>
Boek der Holen:
Dit boek geeft ons een visie over de Onderwereld als een serie van zes kuilen of holen over welke de zonnegod waakt. Het meeste van de Onderwereld is geïllustreerd, terwijl de tekst voornamelijk Osiris looft.
Het legt de nadruk op de vernietiging van de vijanden van de zonnegod en verwijst naar de beloningen en straffen in het verdere leven na de dood.
De dode koning moet, om zijn reis door de Onderwereld te kunnen volbrengen, weten wat de geheime namen zijn van de hellevegen en in staat te zijn om de godheden die hem beschermen te identificeren.
We weten alleen van een bijna complete versie in de graftombe van Ramses VI, hoewel het ook verschijnt in de hogere delen van andere tombes.
Afbeeldingen van de 6 holen (secties) |
Sectie 1 |
|
Sectie 2 |
|
Sectie 3 |
|
|
Sectie 4 |
|
Sectie 5 |
|
Een deel van sectie 5 te zien in KV9 de tombe van Ramses VI |
|
Sectie 6 |
|
<Terug naar de inhoudsopgave>
Boek der Hemelen:
Dit boek, ontwikkeld gedurende de laatste fase van het Nieuwe Rijk, beschrijft de passage van de zon door de hemelen.
Er zijn feitelijk een aantal individuele boeken, tot de beter gedocumenteerde hiervan behoren:
“Het "Boek der Dag”, “Het Boek der nacht” en “Het boek van Nut”.
Nauw verwant is “Het Boek van de Hemelse Koe”.
Bijvoorbeeld, “Het boek der Nacht”, beschrijft net zoals andere boeken, de reis van de zon, maar dan geplaatst binnenin Nut, godin der hemelen. Ze slikt de zon aan het eind van de dag in en elke morgen laat ze de zon weer geboren worden.
Passages uit deze boeken worden meestal gevonden in graftombes uit de periode der Ramessiden.
Het "Boek van de Hemelse Koe” begint met “de Mythe van de Vernietiging der Mensheid”, de Egyptische versie van het verhaal over de zondvloed.
In het begin was het daglicht altijd aanwezig en mensen en goden leefden samen op de aarde.
Dit werd afgeschilderd als het paradijs, echter mensen rebelleerden tegen de verouderde zonnegod, Ra.
Ra stuurde Hathor als zijn oog (cobra slang) om de rebellen te straffen, die begon ze met vuur te vernietigen.
Echter op een gegeven moment begon Ra medelijden te krijgen en misleide Hathor door sommige mensen te laten leven.
Vervolgens reorganiseerde Ra de Hemel en de Onderwereld liet de aarde achter op de rug van de Hemelse Koe.
Het "Boek van Nut". |
|
We hebben eigenlijk weinig voorbeelden van het "Boek van Nut".
We vinden voorbeelden in de cenotaaf van Seti I in Abydos en in het graf van Ramses IV, hoewel deze laatste is afgekort. Het enige andere bewijs van dit boek is een commentaar geschreven in de Romeinse periode en een onvolledige versie in de tombe van Mutirdis (TT410) uit de 26ste dynastie. De bijgevoegde tekst, die de bijschriften begeleid werd overgenomen in het Papyrus Carlsberg Demotisch script.
Het was Jean-Francois Champollion en Ippolito Rosellini, die de vroegste tekening van de voorstelling van de hemel godin publiceerden. Deze en sommige onderzoeken die volgden, waren allemaal van de versie gevonden in het graf (Graf DK 2) van Ramses IV, want de Osireion in Abydos was nog niet ontdekt op dat moment.
Het commentaar uit de Romeinse periode werd gepubliceerd door H.O. Lange en Otto Neugebauer in 1940. |
Het "Boek der Dag". |
Het Boek van de Dag, hoewel gevonden in de koninklijke necropolis in Tanis, samen met fragmenten uit de tombe van Osorkon IIen een bijna complete versie in het graf vanSheshonq III, is ook afgebeeld in de tombe van Ramses VI. De nieuwste versie van het boek dat we hebben, is uit de particuliere graf van Ramose (TT132) dat dateert uit de 25e dynastie. Verder zijn er slechts korte onderdelen van de tekst met betrekking tot
de uren van de dag ontdekt op sarcofagen en papyri van de Late Periode. Gerelateerd zijn ook de hymnen over de uren van de dag in de pronaos (een door zuilen geschraagde hal) van de Edfu tempel.
Champoliion kopieerde oorspronkelijke versies van het boek uit de sarcofaag kamer en gangen van het graf van Ramses VI, maar ze kregen weinig aandacht. In 1942, Alexandre Piankoff publiceerde een uitgave van het boek, maar zonder verwijzing naar de Tanis versies.
Het Boek van de Dag is opmerkelijk, omdat het in tegenstelling tot de meeste van de funeraire teksten is gericht op de reis van de zonnegod tijdens de dag, in plaats van zijn nachtelijke reis door de onderwereld. |
Het begin van het "Boek der Dag". |
|
"Boek der Dag", Apophis tonende. |
|
"Boek der Dag" toont het gebied van het Riet. |
|
"Boek der Dag", het laatste uur tonend. |
|
De conclusie van het "Boek der Dag". |
|
Het "Boek der Nacht". |
De eerste versie van het "Boek der Nacht" die we kennen is afkomstig van de Osireion in Abydos en strekt zich uit tot het negende uur van de nacht. Er was een exemplaar in het graf (Graf DK 8) van Merenptah op het plafond van de voorkamer, maar dat is nu grotendeels verdwenen. Ramses IV opgenomen in dit boek naast het "Boek van Nut" op het plafond van zijn sarcofaag kamer, maar alleen tot aan het vierde uur. Echter, het graf (Graf DK 9) van Ramses VI geeft ons twee complete exemplaren, een aan de westzijde van het plafond van de sarcofaag kamer, terwijl de tweede versie wordt verspreid via voorkamers Beide versies zijn aangevuld met afbeeldingen van het "Boek der Dag". Wij vinden ook scènes uit het boek in het graf van Ramses IX.
n al deze gevallen is het boek afgebeeld op het plafond van het Nieuwe Rijk graven, behalve in Tanis daar staan ze op de muren. |
Het eerste en tweede uur van het "Boek der Nacht". |
|
Net als in de Amduat en het Boek der Poorten, wordt het eerste uur gezien als interstitieel en is dus niet gepresenteerd. Het boek begint met het tweede uur, waar in het bovenste register zowel individuele als groepen godheden worden afgebeeld. Deze omvatten de goden van de vier kardinale punten, de Ba's (zielen) van Buto en Hiërakonpolis, en de twee Enneaden, die staan voor alle goddelijke wezens. |
Uur 3 van het "Boek der Nacht". |
|
Uur 4 (links) en uur 5 (rechts) van het "Boek der Nacht". |
|
|
Uur 6 (links) en uur 7(rechts) van het "Boek der Nacht". |
|
|
In het bovenste register van het zevende uur, staan algemene vormen die staan voor het bestaan en niet-bestaan, hun tegenovergestelde zijn allen overledenen in het onderste register, verschijnend als de verheerlijkten (akhu), mummies en de "doden", die verdoemd zijn.
Vermist is de vereniging van Ra en Osiris, gevonden in andere funaire teksten, hoewel de vertegenwoordiging van Ba's en lijken in het onderste register van het zesde uur
aangeeft dat het verlangen naar de vereniging bestond in het diepst van de nacht, waarmee de regeneratie in het zevende uur is verbonden. Hier, op het kritieke moment vereist het een overwinning op de verschillende vijanden.
In het onderste register vn het zevende uur, een ander motief dat voor het eerst verschijnt in het "Boek der Poorten" (13e scène) krijgt vorm hier. Horus kijkt neer op zowel buitenlanders (afgebeeld als Aziaten, Libiërs, Medja bedoeïenen en Nubiërs) en Egyptenaren (afgebeeld als bewoners van het vruchtbare land en de woestijn). De buitenlanders worden afgeschilderd als vastbesloten vijanden.
De toespraak van de zonnegod behelst ook motieven uit de 21e scene van het "Boek der Poorten". |
Uur 8 uit het "Boek der Nacht". |
|
Op het onderste register van het achtste uur vinden we een getroonde Osiris, met Horus en met de andere goden die hem verbonden zijn in opkomst. Hij wordt getoond tijdens de overwinning van zijn vijanden, maar alleen in de voorstellingen uit de "Late Periode" worden ze rechtstreeks aangesproken als Seth. Hier wenden zich de gezegenden en de verdoemden zich in gebed tot Osiris en hun voorstelling duurt voort toot in het negende uur, wanneer ze worden aangesproken door Sia.
Hij dicteert hun lot in het hiernamaals en hun gehechtheid aan Osiris, maar in de tiende uur, verschijnen enkel de gezegenden in het onderste register. |
Het uur 9 uit het "Boek der Nacht". |
|
Het uur 10 uit het "Boek der Nacht". |
|
Uur 11 uit het "Boek der Nacht". |
|
Uur 12 uit het "Boek der Nacht". |
|
|
De slepers voorafgaand aan de zonne-bark zijn verbonden door de aangewezen vier jakhalzen "Westelijke-Ba's" in de twaalfde en laatste uur. Hier bidden, de goden, met inbegrip van Osiris, in het onderste register voor de afsluitende voorstelling die de gehele loop van de zon samenvat.
De zonnegod wordt met de hulp van de oergoden getransformeerd tot een scarabee en een kind. In de achtergrond zijn de twee boten van zijn dag- en nachtpassage, samen met Isis en Nephthys, die later werden afgebeeld op de voorsteven van de barken, de zon in beweging houdend tussen hen in.
De tekst verwijst hier naar het totale verloop van de zonnegod op de drie kosmische gebieden, bestaande uit de onderwereld (Duat), de oerwateren (Nun) en de hemel (Nut).
Aan het eind is een beschrijving van "de Westerlijke Ba's. die de zonnegod de hemel intrekken. |
Conclusie van het "Boek der Nacht". |
|
Het "Boek van de hemelse Koe". |
|
De eerste weergave van het "Boek van de Hemelse Koe" werd getoond op de buitenste van de vier vergulde schrijnen van Toetanchamon, ontdekt in zijn graf maar het was onvolledig.Toch vinden we vrij complete versies van het boek in de graven van Seti I (KV17), Ramses II (Graf DK 7) en Ramses III (Graf DK 11). In elk van deze gevallen wordt het boek uitsluitend weergegeven in de aanbouw van de grafkamer.
Wij vinden ook korte fragmenten uit het boek in de linker nis van de derde gang in het graf van Ramses VI, en een andere nog kortere versie op een papyrus uit de Ramses periode nu in Turijn.
Hoewel dit boek niet lijkt voor te komen na het Nieuwe Rijk, werd het opgenomen in het Boek van de Fayoum tijdens de Romeinse periode. |
|
De hemelgodin Nut afgeschilderd als een koe en ondersteund door de acht goden van de Ogdoade. |
<Terug naar de inhoudsopgave>
Boek der Aarde:
Dit is een vierdelig boek, die de nachtelijke passage van de zon beschrijft door de Onderwereld.
Het werd ontwikkeld in de 20ste dynastie en dook op in de grafkamers van verschillende tombes uit de periode der Ramessiden.
Het verschijnt ook soms op een antropoïde sarcofaag uit dezelfde tijd.
De gedeelten van het "Boek der Aarde". |
Deel A. |
|
Deel A begint met de zonnegod, "Die de lijken beschermt". Hij wordt geflankeerd door mummies in een grafheuvel genaamd de Heuvel van de Duisternis. Daarna vinden we een scène met de god der Aarde, Aker als een dubbele sfinx. Bovenop zijn heuvel is de zonne-Bark. Het zit tussen de personificaties van de ingang en uitgang van het rijk van de doden, met zijn richting omgekeerd, zodat de achtersteven kijkt naar de uitgang.
Onder is de opstanding van het lijk van de zon, een scène die zich voordoet in de koninklijke sarcofaag kamers te beginnen met Merenptah en later vaak op de papyri van de 21e dynastie. Van een valkenhoofd die uit de onderkant van de zonneschijf komt, zien we het licht vallen op het "mysterieuze lichaam", dt op de grond ligt. Het bevat zowel Osiris als Ra in een enkele vorm. Deze scene is omgeven door een krans van 12 sterren en 12 schijven en door twee Osiris figuren aan beide zijden. |
Een onderdeel van deel A,
de bark tonend bij het binnenvaren en het verlaten van de Diepte. |
|
Scene's uit deel A, te zien in KV9 (Ramses VI). |
|
In de derde scene staan 12 godinnen elk één van de nacht representerend afgebeeld, elk met de hiëroglief van een ster en een schaduw, samen met een stralende schijf boven haar.
Aan het begin van de vierde scene staat een "hoedster van de lijken", geflankeerd door afbeeldingen van mummies.
Een centrale god, eventueel Osiris maar wiens precieze identiteit niet duidelijk is, wordt geflankeerd door de lijken van Sjoe, Tefnoet, Chepri en Nun in de vijfde scène.
En tenslotte, in de zesde scène, komen een hoofd en een paar armen omhoog uit de diepte.
Op het hoofd, staat een godin genoemd Annihilator met haar armen uitgestrekt om een zonneschijf te omarmen. De armen, op hun beurt, ondersteunen twee biddende godinnen genaamd West en Oost in een omgekeerde oriëntatie. Drie mummies flankeren deze scene asymmetrisch. Wij geloven dat de bovenste register van deel A eindigt op dit punt met een regel die een titel bevat. |
Deel B en C |
|
Deel B is duidelijk niet onderverdeeld in registers en de scènes dienen waarschijnlijk meer aan deel A te worden toegeschreven.
De eerste scène bestaat uit vier ovalen die mummies bevatten, toegestaan om te ademen door de stralen van de zonnegod. Er zijn ook vier grafheuvels met mummies die zichzelf hebben omgekeerd. Elk staat onder bescherming van een slang. Hier zinspeelt het onderschrift op hun verval, waar zelfs Ra zich van afwendt.
De volgende scène beslaat volledig deel B. Het is vergelijkbaar met de afbeeldingen van Nut en Osiris in het "Boek der Holen" gevonden in het graven van Siptah tot Ramses IV, waar een versie van de scène was vertegenwoordigd op de deksels van de koninklijke sarcofagen.
Het centrale deel van de scène toont een staande mummie genaamd het "lijk van de god", waarin zich de zonneschijf bevindt. Voor hem houden een paar armen, waaruit slangen tevoorschijn komen, een god en een godin in lofprijzing vast.
Aan de achterzijde vaan de mummie, nog een paar armen, genoemd "de armen der duisternis" ter ondersteuning van de krokodil Penwenti. Zij houden een scepter vast met een jakhalshoofd en een ramshoofd.
Aan het einde van dit deel van het "Boek der Aarde", begint het bovenste gedeelte met een afbeelding van een enorme grafheuvel , die de zonneschijf bevat en een godheid er naaar toe biddend. Hieraan grenzend, twee goddelijke figuren boven het hiërogliefen teken voor vlees, allen binnen een grote ovaal. Lof wordt gegeven door twee hoofden en twee godinnen aan weerszijden van de ovaal. Onder deze scene bevinden zich vier biddende goden, met een Ba-vogel en de gebogen hiëroglief voor schaduw, naast elkaar. |
Deel D. |
|
In deel D, waarschijnlijk het begin van de samenstelling, vinden we een schematische voorstelling van het gehele domein van de doden met Osiris als de centrale figuur. Hij resideert in een tombe met slangen als bewakers. Twee heuvels, bedekt door zijn Ba en het 'lijk van Geb", flankeren Osiris. Onder hem bevinden zich Anubis en een "geheimzinnige", die hun armen beschermend uitstrekken over een "mysterieuze koffer", die onzichtbaar zijn lichaam bevat. Dit is een scène van vernieuwing. Aan beide kanten zijn scènes te zien waarin gestraft wordt. Hier vinden we de goden die straffen, wier namen verwijzen naar het verslinden van de organen en de Ba-zielen van de vijanden en die ketels boven zich vasthouden. Boven, een god die de hiërogliefen voor brand en bloed houdt van onthoofde vijanden waarvan het bloed in de ketels daaronder stroomt.
De laatste scène in deze sectie is ook een variatie op een populair thema. Hier is de top van de achterkant van Aker vertegenwoordigd in de bark van de zonnegod als een dubbele sfinx. De bark wordt ondersteund door twee uraei, en binnen de bark zijn Chepri en Thoth met het apenhoofd, die bidden tot de zonnegod. Onder de bark, twee koninklijke figuren tesamen met Isis en Nephthys, hooghoudend een gevleugelde scarabee en een zonneschijf. |
<Terug naar de inhoudsopgave>
|