Het Tichsi-gebied lijkt de brandhaard van de problemen te zijn geweest en Amenhotep II nam daar zeven prinsen gevangen. In de lente keerde hij samen met hen terug naar de tempel van zijn machtige god Amon te Karnak.
Ook had hij een rijke buit bij zich, die voornamelijk de schatkamers van Amon spekte.
Vervolgens richtte de koning zich op Nubië. In Jaar 3 trok hij zuidwaarts en voltooide de door zijn vader te Aswan begonnen tempelbouw op Elephantine en te Amada.
Van stèles die de koning in beide tempels achterliet, vernemen we het lot van de zeven gevangen genomen prinsen: de koning offerde hen op de beproefde wijze alle zeven aan Amon door hen met zijn knots het hoofd in te slaan en vervolgens ondersteboven aan de boeg van zijn schip te hangen. Zes van hen werden daarop aan de buitenmuur van de tempel van Thebe gehangen, terwijl de zevende naar het zuiden, naar Nubië werd gebracht, om daar aan de muren van Napata gehangen te worden, 'opdat de glorierijke macht van Zijne Majesteit voor eeuwig en altijd gezien zou worden'.
In Jaar 9 rukte de koning opnieuw op naar Palestina, maar slechts tot aan het Meer van Galilea. Hierna lijkt hij voldaan te zijn geweest en de rest van zijn 26-jarige bewind heerste er vrede.
Amenhotep II werd ter ruste gelegd in de
Vallei van de Koningen in KV 35. De rust was echter van korte duur want zijn graf werd nog voor het einde van de 20ste dynastie geplunderd.
Toen Victor Loret het in 1898 binnenging, trof hij de gebruikelijke puinhoop aan. Maar de koning lag nog steeds in zijn sarcofaag, gedeeltelijk in nieuwe windsels gewikkeld die priesters na de schending hadden aangebracht.
Uit afdrukken in het hars bleek wat voor juwelen er destijds op het lichaam hadden gelegen.
Amenhotep was niet de enige mummie die Loret aantrof in KV 35. In de oudheid hadden de priesters dit graf gebruikt als opslagplaats voor vele andere koninklijke mummies uit het Dal der Koningen.